Piet Paaltjens: geschiedenis van de bundels

Geboorte van het alter ego

De eerste maal dat het publiek kennismaakte met de dichter Piet Paaltjens was in de Leidse Studenten-almanak voor het jaar 1856. In het 'Voorberigt' bracht ene F.H., voor de Leidse student makkelijk te herkennen als de theologiestudent François HaverSchmidt, de 'voormaligen academiebroeder Piet Paaltjens' in herinnering. Paaltjens werd beschreven als een onopvallende student, maar dat maakte hem juist tot een 'miskend genie' aldus HaverSchmidt. Deze Paaltjens verdween 9 oktober 1853 op mysterieuze wijze tussen twee biljarten op de sociëteit, waarna HaverSchmidt zijn belofte inloste om de meest geschikte gedichten te publiceren in de Leidse Studenten-almanak voor het jaar 1856. Tot het uitverkoren werk behoorden: 'De bleeke Jongeling', de 'Immortellen' XVIII, XXV, LXXXIII, LXXXIV, XVI en C, 'Liefdewraak' en 'Aan den Kamper poëet F.F.C. Steinmetz' (Almanak, 1856, p. 238-240).

In de Studenten-almanak voor het jaar 1857 treffen we wederom een bijdrage van Piet Paaltjens aan. Een vers over een optocht door Leiden tijdens het Cambrinus-feest (Almanak, 1857, p. 148-152) en het gedicht 'Des zangers min' (p. 223-228).Achterin de almanak staan verschillende komische tekeningen waarvan enkele gesigneerd zijn met 'FH'.

Toen HaverSchmidt na het voltooien van zijn studie Leiden al verlaten had, publiceerde hij in de Studenten-almanak voor het jaar 1859 het gedicht 'De drie studentjes' (Almanak, 1859, p. 241-250). Uit de eerste strofe is al op te maken hoe hij het 'echte leven' ervaarde:

Daar waren eens drie studentjes,

Drie vrienden in lust en nood;

Zij sprongen zoo moedig de wareld in-

En de wareld trapte ze dood.

(Almanak, 1858, p. 241)

Eerste publicatie buiten de almanak

In 1862 nam J. van Vloten negen gedichten van Paaltjens op in het tweede deel van zijn bloemlezing Nederlandsch dicht en ondicht der negentiende eeuw. Aldus kwamen Paaltjens gedichten voor het eerst binnen het bereik van een ruimer, algemeen publiek. Van Vloten had een keuze gemaakt uit de verzen van de Studenten-almanak. Drie gedichten waren niet geselecteerd voor deze eerste publicatie buiten het studentenmilieu, te weten: 'Immortelle XVIII', 'Jan van Zutphen's afscheidsmaal' en 'Aan den Kamper poëet F.F.C. Steinmetz'. Het verschil tussen de uitgave in de almanak en Van Vlotens bloemlezing, is dat bij de tweede publicatie alle ondertitels zijn weggelaten, evenals het motto bij 'De drie studentjes' en alle dateringen onder de gedichten. Minder ingrijpend zijn de spellingsveranderingen en wijzigingen in hoofdlettergebruik en interpunctie(Mathijsen, 2003, p. 106).

Publicatie Snikken en grimlachjes

Het is niet duidelijk of HaverSchmidt zelf het idee heeft opgevat om de gedichten van Piet Paaltjens in een bundel uit te geven, of dat anderen hem daartoe hebben overgehaald. In 1867 verscheen de eerste uitgave van de bundel Snikken en grimlachjes, gedrukt door H.A.M. Roelants in Schiedam. HaverSchmidt had zijn eerder in de almanak gepubliceerde gedichten bijeenverzameld (uitgezonderd 'Aan den Kamper poëet F.F.C. Steinmetz'). Deze verzameling had hijaangevuld met andere gedichten uit zijn studententijd, en enkele verzen die hij waarschijnlijk in Foudgum heeft geschreven.

Uiteindelijk kwam het totale aantal gedichten in de bundel uit op 24 stuks,waarbij de'Immortellen' waren uitgebreid van zes naar dertien gedichten. Nieuw in de bundel waren de vier 'Tijgerlelies', 'De zelfmoordenaar' en 'De Friesche poëet'.Op hetherschreven 'Immortellen XVIII' en enkele herziene versregels na, zijn geen grote verschillen aangetroffen tussen de publicaties in de almanak en de eerste druk.

Ook in Snikken en grimlachjes gaf HaverSchmidt in de inleiding, de 'Levensschets', te kennen dat hij slechts de editeur van het werk van Piet Paaltjens is.Uiteen grote hoeveelheid gedichten had hij slechts enkelen geselecteerd voor publicatie. Door de vreemde nummering van de 'Immortellen' deed HaverSchmidt voorkomen of er inderdaad een keus is gemaakt uit een omvangrijk oeuvre, waarbij alleen de nummers 1, 3, 9, 16, 25, 33, 49, 60, 72, 83, 84, 96 en 100 publicatie-waardig zijn bevonden.

Verschenen drukken Snikken en grimlachjes

Tijdens het leven van HaverSchmidt verschenen zes drukken van Snikken en grimlachjes. Hij had geen gedichten toegevoegd aan de tweede (1871), derde (tussen 1874 en 1876 verschenen) en vierde (1878) druk. Wel verscheen in de tweede druk een brief van Piet Paaltjens aan uitgever Roelants. Ook voor de vierde druk schreef Paaltjens een soortgelijk 'voorwoord'.Voor deze druk had HaverSchmidts vriend Van Wessem van de 'Immortellen' I en LXXII Latijnse vertalingen gemaakt. HaverSchmidt bedankte hem daar voorin een brief met de woorden: '... waardoor ook andere dan Hollandsch lezende volkeren in kennis zullen worden gesteld met de poëzie van onzen onvergetelijken vriend' (Mathijsen, 1981, p. 20).

Aan de vijfde druk (1881) werd een 'Aanhangsel' toegevoegd, dat een Latijnse vertaling door Van Wessem van 'Immortelle' LX en een nieuw Paaltjens-gedicht: 'Reünie' bevatte. De laatste druk die tijdens het leven van HaverSchmidt verscheen is de zesde druk uit 1889. Hierin waren aan het 'Aanhangsel' vertalingen van de 'Immortellen' XXV, XCVI en 'De zelfmoordenaar'toegevoegd, wederom verzorgd door Van Wessem. Nieuw in deze drukwaren vier gedichten van Piet Paaltjens die hij aan Adriaan van Wessem opdroeg: 'Aan Adrianus Arena Ictus. Een paar slotsnikken.' In 1890 verscheen bij Roelants een Franse vertaling van Snikken en grimlachjes: 'Sanglots et sourires'.

Tussen het verschijnen vande eerste en de zesde druk had HaverSchmidt weinig tekstuele veranderingen aangebracht. Alleen wijzigde hij in 'Immortellen 'XXXIII de regel: 'In liefdetranen, hoe brak ook,'in: 'In brakke liefdetranen,'. En een 'eeuwige knappe meid', uit 'Immortellen' LXXII, werd een 'eeuwig knappe meid'. Verder had HaverSchmidt op sommige plaatsen de interpunctie aangepast en bij woorden als 'glinstren', 'englen' en 'gistren' de letter e ingevoegd (Mathijsen, 2003, p. 109).

Uitgaven Snikken en grimlachjes na 1894

Snikken en grimlachjes is ook na het overlijden van HaverSchmidt dikwijls herdrukt. Eerst verschenen de herdrukken steeds bij zijn vaste uitgever Roelants uit Schiedam. Deze verzorgde de zevende (1895), achtste (1904), negende (1908), tiende en elfde druk (deze twee laatste drukken zijn niet te dateren). Toen in 1944 de rechten van Snikken en grimlachjes vrijkwamen, kwam uitgeverij Oceanus uit 's-Gravenhage direct met een nieuwe uitgave van de bundel waarvan deinleiding en verklaringen geschreven zijn door K.H. de Raaf.

Daarna werd Snikken en grimlachjes door verschillende uitgevers gepubliceerd: Uitgeverij Van Holkema & Warendorf uit Amsterdam gaf vanaf 1946 met regelmaat de bundel uit, voorzien van illustraties door J.F. Doeve.Van 1967 tot en met 1991 verschenen tien drukken van Snikken en grimlachjes bij Querido uit Amsterdam. Deze uitgave is verzorgd door Rob Nieuwenhuys,in 1994 verscheen hiervan een nieuwe, uitgebreide editie. En in 1998 werd deze editie herdrukt in de reeks Salamander Klassiek. Uitgeverij Kruseman uit 's-Gravenhage kwam in 1970 met een 'fotomechanische herdruk', in de jaren erna werd deze nog viermaal herdrukt. In 1981 verscheen een door Rob Nieuwenhuys verzorgde uitgave bij Elsevier Manteau in Amsterdam, waarin behalve Snikken en grimlachjes ook de verhalenbundel Familie en kennissen was opgenomen. In 1998 bracht Wolters-Noordhoff uit Groningen de bundel op de markt in de reeks 'Grote lijsters' (Mathijsen, 2003, p. 108-110).

Buiten deze gewone uitgaven zijn er veel speciale edities van de gedichten van Paaltjens verschenen. Bijvoorbeeld de uitgave van Snikken en grimlachjes in een oplage van 90 exemplaren, voor de honderdste sterfdag van HaverSchmidt op 19 januari 1994,gemaakt door een aantal Drukkers in de Marge. Of de uitgave van de 'Immortellen' 33, 44, 83 en 84, in een oplage van 99 exemplaren, gedrukt door Hein Elferink in 1983.