Het leven van Huygens, een veelzijdige en onverwoestbare geest

Constantijn Huygens heeft een enorme veelzijdigheid aan de dag gelegd. Niet alleen was hij de trouwe dienaar van drie prinsen, ook was hij een groot dichter, begaafd schilder, componist, musicus en een toegewijde vader. Hij kende zijn talen en zag veel van Europa. Hij verkeerde in de hoogste bestuurlijke kringen, maar maakte tegelijkertijd ook deel uit van de culturele elite. Hij had een groot aandeel in het ontwerp van zijn eigen huis, was de 'ontdekker' van Rembrandt en onderhield contacten met grote denkers als Spinoza en Descartes. Constantijn Huygens had kortom veel weg van het toenmalige humanistische ideaalbeeld van de homo universalis.

De basis voor Huygens' veelzijdigheid ligt in zijn jeugd. Zijn vader Christiaan nam de opvoeding en het onderwijs van Constantijn en diens oudere broertje Maurits uiterst serieus. Hij stuurde zijn zonen niet naar school, waar ze in zijn ogen meer slechts dan goeds zouden leren van bekrompen schoolmeesters, maar stelde zelf gouverneurs aan. De jongens kregen les in rekenen en verschillende talen; allereerst in Frans, wat de internationale voertaal was, zoals nu het Engels, maar ze leerden ook de klassieke talen Latijn en Grieks. Het onderwijs was vooral praktisch van aard, het Latijn dat ze leerden was dan ook gericht op een carrière in de rechtspraak of staatsdienst. In de familie Huygens stond een bestuurder nu eenmaal hoger aangeschreven dan een geleerde. Om geen boekenwurmen te worden, kregen de broertjes Huygens ook muziek- en dansles en leerden ze paardrijden, schermen, tekenen en boetseren. Deze brede opvoeding stoomde de jongens klaar voor een bestuurlijke loopbaan, maar ook voor het leven aan het hof, waar ze ongeacht het onderwerp van de conversatie dankzij hun etiquette en algemene ontwikkeling nooit met hun mond vol tanden hoefden te staan. In een Latijnse (onvoltooid gebeleven) autobiografie zou Huygens op zijn 33ste uitgebreid verslag doen van zijn jeugd.

Het uitmuntende onderwijs vond bij Constantijn goede bodem. Al vroeg bleek de jonge Huygens zeer getalenteerd, breed geïnteresseerd en ambitieus. Op zijn elfde schreef Huygens zijn eerste vers in het Latijn. Er zouden er nog velen volgen, ook in het Frans, Italiaans, Engels en natuurlijk Nederlands.

In 1616 vertrok Constantijn met zijn broer Maurits naar Leiden om rechten te studeren. Na een jaar studeerde hij af, maar er was vooralsnog geen uitzicht op een baan. Dankzij zijn vader kon hij in het voorjaar van 1618 een korte stage van ongeveer zes weken lopen bij een advocaat in Zierikzee, Anthonis de Hubert. Niet lang nadat deze stage afgelopen was, regelde zijn vader dat Constantijn in het gevolg van sir Dudley Carleton, de Engelse gezant bij de Staten, mee kon reizen naar Engeland. Twee jaar later kon hij weer mee op reis, ditmaal naar Venetië in het gevolg van zijn buurman François van Aerssen, die een vooraanstaand diplomaat was. Tijdens dergelijke diplomatieke reizen kon Huygens goed laten zien wat hij in huis had: hij maakte indruk met zijn talenkennis en bleek een begaafd netwerker te zijn. In Engeland had hij het voor elkaar gekregen luit te mogen spelen voor koning Jacobus I, in Italië mocht hij onderhandelen met de Venetiaanse vorst.

Ondertussen timmerde Huygens ook als dichter aan de weg. In 1619 was hij in contact gekomen met Anna Roemersdochter Visscher en Pieter Corneliszoon Hooft. Vooral met Anna Visscher was het contact al snel innig, waarschijnlijk heeft ze Huygens gestimuleerd te dichten in het Nederlands. In elk geval kwamen in datzelfde jaar zijn eerste gedrukte verzen uit. In 1621 werd ook het contact met Hooft intensiever. Huygens en Hooft hielden poëtische wedstrijden in zogenaamde schonckensonnetten, waarbij ze ieder een gedicht moesten schrijven dat dezelfde rijmwoorden bevatte. Ook bracht Huygens in de zomer van dat jaar voor het eerst een bezoek aan het Muiderslot, waarschijnlijk vergezeld door Anna Visscher en haar jongere zus Maria Tesselschade. In dezelfde tijd schreef Huygens aan het lofdicht op het Voorhout: Batava Tempe, dat is 't Voor-hout van 's Gravenhage. Op aandringen van Jacob Cats schreef hij nog geen jaar later zijn tweede grote gedicht over de dwaasheden van de mode, 't Costelick Mall. Met het publiceren van deze twee werken was Huygens' naam meteen gevestigd.

Portret van Constantijn Huygens door C. Netscher, circa 1672

In oktober 1621 werd Huygens op voorspraak van Van Aerssen door de Engelse koning tot ridder geslagen. Een vaste aanstelling had hij er evenwel nog niet mee. Hij bleef voorlopig een soort oproepkracht bij diplomatieke reizen. In 1625 kwam daar eindelijk een einde aan, toen prins Maurits overleed en Frederik Hendrik hem opvolgde. De nieuwe stadhouder stelde hem in juni aan als zijn secretaris ('geheimschrijver'). Huygens zou meer dan een halve eeuw de Oranjes blijven dienen. Ook om andere redenen was 1625 voor Huygens een belangrijk jaar; hij publiceerde zijn bundel poëzie met de Latijnse titel Otia, 'Ledige uren' in het Nederlands. Deze bundel is lange tijd als het belangrijkste werk van Huygens gezien en heeft op de contemporaine literatuur veel invloed gehad.

Niet alleen zijn professionele leven, maar ook Huygens' liefdesleven kwam in deze periode tot bloei. Rond 1626 vatte Huygens liefde op voor Susanna van Baerle, die al door zowel zijn broer als door Hooft tevergeefs het hof gemaakt was. Ook Constantijn moest zich heel wat moeite getroosten voordat hij zijn vermogende achternichtje voor zich had gewonnen, maar uiteindelijk gaf ze in januari toch haar ja-woord. Constantijn en Susanna, door haar geliefde 'Sterre' genoemd, trouwden op 6 april 1627. Na een aantal maanden bij Constantijns moeder ingewoond te hebben, verhuisde het stel in het najaar naar een huis in de Haagse Lange Houtstraat. Rond deze tijd begon Huygens waarschijnlijk aan het grote gedicht Dagh-werck, waarin hij dichtte over zijn leven met Sterre, alsof het één dag betrof. In maart 1628 werd hun eerste zoon geboren, Constantijn, iets meer dan een jaar later volgde Christiaan, die later een beroemd natuurkundige zou worden. In 1631 werd Lodewijk geboren en de vierde zoon Philips kwam in 1633 ter wereld.

Frederik Hendrik zou Huygens als secretaris steeds meer gaan waarderen en in 1630 benoemde hij Huygens tot raad- en rekenmeester. In die hoedanigheid moest hij zich bezighouden met het beheer van de goederen van de Oranjes. Dit leverde hem een aanzienlijke salarisverhoging op. In hetzelfde jaar verhoogde Huygens ook zijn status, door de heerlijkheid Zuilichem in de Bommelerwaard te kopen, wat hem het recht gaf de titel 'heer van Zuilichem' te voeren. In 1634 kreeg Huygens door Frederik Hendrik grond toegewezen om een huis op te bouwen, gelegen aan het huidige Plein, naast het kavel van graaf Johan Maurits van Nassau, die daar het beroemde Mauritshuis liet neerzetten.

Huygens zou echter nooit met zijn hele gezin het nieuwe huis bewonen. In 1637, vlak voordat het gezin het huis zou betrekken, overleed Susanna na de bevalling van hun vijfde kind, een dochter, Susanna genoemd naar haar moeder. Huygens was kapot van de dood van zijn geliefde en kreeg maandenlang geen woord op papier. Aan het nooit voltooide Dagh-werck voegde hij in 1638 een stuk toe over het overlijden van zijn Sterre, pas twintig jaar later zou hij het publiceren. Huygens zou nooit meer hertrouwen. Omdat hij vanwege zijn baan vaak langdurig van huis was en zelf onvoldoende bij zijn gezin kon zijn, trok zijn nicht Catharine Sweerius bij de familie Huygens in om het huishouden te verzorgen.

Een paar jaar nadat Huygens weduwnaar was geworden, kocht hij een stuk grond in Voorburg, waar hij zijn buitenplaats Hofwijck liet aanleggen, als ontsnappingsoord voor het leven aan het hof. Maar veel vrije tijd om door te brengen in zijn nieuwe buitenhuis had Huygens niet, het werk nam hem bijna volledig in beslag. Wel zag hij kans om eind 1647 zijn eigen muzikale creaties uit te geven, Pathodia sacra et profana. In datzelfde jaar was Frederik Hendrik overleden en was Willem II hem opgevolgd, maar Willems' stadhouderschap zou niet van lange duur zijn. In november 1650 overleed ook de nieuwe stadhouder aan een ziekte. Zijn beoogde opvolger, de latere Willem III, moest toen nog geboren worden. Er ontstond een conflict tussen de moeder van de erfgenaam, Maria Stuart, en zijn oma Amalia over de voogdij over het kind. Huygens koos partij voor Amalia. Zodra in augustus 1651 een compromis tussen de twee vrouwen bereikt was, greep Huygens weer naar zijn pen en voltooide hij in een ontzagwekkend korte tijd het gedicht Hofwijck.

De zee-straet van 'sGraven-hage op Schevening (1711). Aanvraagnummer: 534 C 19

Tijdens de stadhouderloze periode (1650-1672) was er voor Huygens als secretaris niet veel te doen, hij hield zich sindsdien voornamelijk bezig met zijn zijn andere taak: het beheren van de bezittingen van de Oranjes, maar hij werd toch ook nog door de Oranjes op het diplomatieke vlak ingezet. Van 1661 tot 1665 verbleef Huygens aan het hof van de Franse koning Lodewijk om hem te bewegen de bezetting van het prinsdom Orange op te geven. Na vier jaar onderhandelen werd zijn inspanning eindelijk beloond en werd Orange ontruimd. Terwijl hij in Parijs zat, boekte hij ook een ander - meer persoonlijk - succes, wat hij kon aanschouwen bij thuiskomst: Huygens' plan voor een bestrate weg door de duinen was tijdens zijn verblijf in Frankrijk verwezenlijkt. In het gedicht Zee-straet uit 1667 verhaalde hij over deze geschiedenis.

Huygens presenteerde Zee-straet als zijn laatste gedicht, maar dat bleek te voorbarig. In 1658 was de grote verzameluitgave van al zijn Nederlandse poëzie Koren-bloemen verschenen. Het bevatte alle gedichten die eerder al in Otia gepubliceerd waren, de grote gedichten als Hofwijck, maar ook honderden nieuwe puntdichten die Huygens in razend tempo had geschreven. De tweede vermeerderde druk van Koren-bloemen die werd uitgegeven in het Rampjaar (1672) zou de laatste publicatie zijn die tijdens Huygens' leven het daglicht zag.

Van pensioen heeft Huygens nooit iets willen weten, zijn leven lang heeft hij doorgewerkt- hij maakte zijn laatste inspectiereis op z'n achtentachtigste - en doorgeschreven. In zijn laatste grote gedicht Cluyswerck beschreef Huygens uitgebreid hoe hij zijn dagen doorbracht vanaf het moment dat zijn oudste zoon Constantijn met zijn vrouw het huis had verlaten. Tot zijn dood bleef Huygens betrokken bij de wereld, zijn land, zijn kinderen. Op 28 maart 1687 overleed Constantijn Huygens op negentigjarige leeftijd. Hij is begraven in de Grote Kerk in Den Haag.