Tsead Bruinja en de kritiek
Tsead Bruinja's Nederlandstalig debuut, Dat het zo hoorde, werd overwegend goed ontvangen door recensenten. Ilja Leonard Pfeiffer sprak van een 'goed debuut' in NRC Handelsblad. Hij gaf aan nog heel wat van Bruinja te verwachten na het lezen van de bundel. En ook Piet Gerbrandy oordeelde positief over de bundel (in De volkskrant van 5 september 2003). Hij omschreef Bruinja als een dichter die 'de lezer meesleept en inpakt'. Volgens Gerbrandy was Bruinja's werk van een ander kaliber dan poëzie die op papier indruk maakt, maar op het podium niet overeind blijft, of poëzie die het in een zaal goed doet, maar in gedrukte vorm niet weet te overtuigen. De poëzie van Bruinja 'stroomt, soms breed, soms smal' en 'kiest vaak een onverwachte bedding of mondt uit in een delta die de lezer verschillende mogelijkheden biedt het stroomgebied te verlaten', zo oordeelde Gerbrandy.
Maria Barnas was het in De groene Amsterdammer van 13 maart 2004 in grote lijnen eens met Gerbrandy. Ze besprak dezelfde gedichten als Gerbrandy in zijn recensie en zei daarover dat er muzikaliteit in 'zindert'. Ze vergeleek de gedichten in Dat het zo hoorde met een orkest dat aan het stemmen is: 'muzikaliteit zindert in alle gedichten van Bruinja, en is meeslepend wanneer de dichter met stemmomenten en bezwerende herhalingen meeslepende situaties creëert waarbij de heldere stem de boventoon voert'.
Hoewel Bruinja in de landelijke pers meestal kon rekenen op positieve recensies, was niet iedereen even enthousiast. Adriaan Jaeggi, bijvoorbeeld, besprak in Het parool van 2 januari 2004 een aantal bundels uit 2003 die hij het nog waard achtte om te bespreken. Dat het zo hoorde rekende hij ook tot zijn selectie bijna vergeten bundels. Hij oordeelde dat Bruinja 'geen geweldige bundel' had geschreven, maar dat hij het wel leuk vond om de dichter, die 'welgemoed op weg' was, te volgen.
In zijn 'debuut' was Bruinja volgens Gerbrandy een 'romanticus in de traditie van Heine, Haverschmidt en Slauerhoff'. Kester Freriks zag in Dat het zo hoorde ook een link met de romantische traditie, zo stelde hij in een interview dat hij met Bruinja in NRC Handelsblad hield. De opvolger Batterij was volgens Freriks 'harder en vooral explosiever van toon'. Ook Arie van den Berg herkende de hardere toon van Batterij in NRC Handelsblad. Hij oordeelde dat Bruinja's bundel, naast zwakkere momenten, sterke gedichten over de liefde bevatten. Volgens Van den Berg is Bruinja 'op zijn best' als hij zich 'zachtmoedig tot kwetsbaar' toont. Volgens hem komt die kwetsbaarheid, evenals in Dat het zo hoorde, het sterkst naar voren in gedichten die gaan over het verlangen naar of de onvervuldheid van liefde.
Ook Thomas Vaessens wijdde een recensie aan Batterij in het Financieel dagblad. In de recensie zei hij veel respect te hebben voor Bruinja's 'elan'. Maar tegelijkertijd vond hij Batterij ook te snel gemaakt. De sterke regels worden volgens Vaessens te vaak afgewisseld met veel zwakkere regels, die het niveau van de gedichten doen inzakken. Volgens Vaessens was het in Dat het zo hoorde nog te 'vergoeilijken' dat Bruinja's poëzie zwakkere momenten kende, maar was het jammer dat ook Batterij 'aan dit euvel lijdt'. Ook ten aanzien van Batterij waren de reacties in de pers dus overwegend positief, maar enkele recensenten plaatsten wel kanttekeningen bij zijn werk, dat ze niet altijd als even sterk beoordeelden.
De ontvangst van Bruinja's derde bundel Bang voor de bal was opnieuw positief te noemen. Ook dit keer weer besprak Piet Gerbrandy de bundel in De volkskrant, met dezelfde positieve toon die hij aansloeg ten aanzien van Bruinja's andere Nederlandstalige bundels. Hij omschreef Bruinja als een dichter die 'ontspannen' en 'ontvankelijke poëzie' wil schrijven. Maar Gerbrandy zag in hem ook een dichter die midden in de wereld staat en deze 'niet alleen geamuseerd, maar ook met zorg beschouwt'. Ook Arie van den Berg oordeelde weer positief in NRC Handelsblad, waarin hij stelde dat Bruinja 'lyrisch en genegen' kan zijn, maar tegelijkertijd ook een vlijmscherpe pen kan hanteren. Volgens Van den Berg zijn in Bang voor de bal 'alle toonaarden' vertegenwoordigd. In bittere, soms humoristische gedichten houdt Bruinja volgens hem altijd 'een rake lijn naar wat werkelijkheid heet'.
In 2008 publiceerde Bruinja de tweetalige bundel De geboorte van het zwarte paard (Friese titel: De berte fan it swarte hynder). Fleur de Meyer wijdde een uitgebreide recensie aan deze bundel in De poëziekrant, waarin ze positief was over de manier waarop Bruinja over zijn familie schrijft: 'Melig wordt Bruinja nooit. Hij trapt niet in de valstrik van verleidelijke, maar indigestie veroorzakende, zoetigheid.' Ze prees de 'muzikale inslag' die de gedichten kenmerkt maar die tegelijk soms te aanwezig is. De selectie van gedichten had volgens haar wel wat strenger gemogen. De Meyer concludeerde dat de bundel 'aangenaam om [te] lezen is' en dat de auteur talent heeft.
Ook Victor Schiferli was in Het parool van 24 september 2008 positief over de bundel: 'Bruinja laveert knap tussen vervreemding en zelfspot, en heeft een scherp oor voor het ongerijmde.' Net als De Meyer citeerde Schiferli het gedicht over de moeder die borstkanker heeft: 'aangrijpende poëzie'.Erik Lindner oordeelde in De groene Amsterdammer van 26 juni 2008 gematigder. Enerzijds noemde hij Bruinja 'een aantrekkelijk dichter' vanwege zijn makkelijke schakelen tussen traditionele en hedendaagse taal, anderzijds vond hij veel gedichten 'rommelig en een beetje los zand' en 'de opeenvolging van die beelden vaak slordig en ronduit stoned.' De bundel bevat volgens Lindner wel 'sterkere passages' en 'mooi beschreven beelden'.
In 2009 publiceerde Bruinja Angel. Net als de eerdere bundels van de dichter werd ook deze bundel voornamelijk positief gerecenseerd. Arie van den Berg was lovend in NRC Handelsblad van 16 januari 2009: 'Elk woord in dit vers [op bladzijde 34] is een trefwoord in Bruinja's oeuvre.' Maar Van den Berg vond ook dat niet elk gedicht in de bundel 'raak' was. Dat had te maken met het 'experimentele karakter' van Bruinja's poëzie. Angel werd gepubliceerd toen Bruinja campagne voerde om de benoeming van Dichter des Vaderlands. Volgens Van den Berg had Bruinja ook in dit opzicht 'de kwaliteiten voor het vaderlandse dichterschap.'
Vol lof over Angel was ook Ezra de Haan op de website www.literatuurplein.nl in januari 2009. In eerste instantie leken de woorden in de bundel hem 'karig', maar dat bleek niet zo te zijn: 'Die weinige woorden zijn goed doordacht en staan op hun plek. Een strofe lijkt op zich vaak al een gedicht.' Hij concludeerde: 'Angel is een prachtbundel' en: 'Het zijn gedichten die de stilte in zich dragen. Het wit tussen de regels klinkt door. Totdat de dichter het wel mooi vindt en oorverdovend toeslaat.'
In 2010 publiceerde Bruinja de bundel Overwoekerd. Deze bundel trok ruimschoots de aandacht van de pers. Guus Middag besprak de bundel in NRC Handelsblad en NRC next van 30 juli 2010. Hij vroeg zich af of de gedichten in de bundel 'in strikte zin nog wel gedichten zijn' omdat ze volgens hem meer lijken op 'composities van invallen, met van alles en nog wat erbij'. Middag suggereerde dat Bruinja liever columnist wilde zijn.
Gaston Franssen schreef in zijn bespreking op de website De Reactor(link is external), geplaatst op 8 juli 2010: 'Een dichter die tevreden is met wat hij heeft: het is een intrigerend beeld, niet in de laatste plaats omdat het haaks staat op allerlei traditioneel romantische opvattingen over dichterschap.' Volgens Franssen houdt Bruinja de lezer 'de spiegel van de lulligheid' voor. 'De wereld staat in brand en poëzie vermag het vuur weliswaar niet te blussen, maar met zijn gedichten hoopt Bruinja ons toch aan te sporen tot een genadeloos zelfonderzoek.'
Piet Gerbrandy, die over eerdere bundels van Bruinja zeer te spreken was, had meer reserves bij Overwoekerd in zijn recensie in De groene Amsterdammer van 30 juni 2010. 'Aan de oprechtheid van Bruinja's engagement valt niet te twijfelen, het probleem is dat het er zo dik bovenop ligt', schreef hij. 'Het is te gemakkelijk.' In zijn conclusie noemde Gerbrandy de bundel 'op een paar gedichten na' niet geslaagd, maar: 'Dat hij een belangrijk dichter is, staat overigens buiten kijf.'