Les géorgiques

Jaar: 1950
Auteur: Publius Vergilius Maro (70 - 19 v.Chr.)
Kunstenaar: Aristide Maillol (1861 - 1944)
Uitgeverij: Philippe Gonin, éditeur

Les géorgiques, titelpagina

In februari 1939 verscheen een prospectus van uitgever Philippe Gonin, waarin hij een nieuwe editie van de klassieke tekst 'Georgica' aankondigde. Van de 100 voorziene houtsneden door beeldhouwer Aristide Maillol waren er volgens Gonin op dat moment vijftien klaar en de rest zou een maand later voltooid zijn. Dat was te optimistisch, het zou jaren duren voordat het boek verscheen. Om het aan te prijzen schreef Gonin dat Maillol zelf zijn houtblokken sneed voor deze uitgave, maar dat was niet het geval; hij zag er te slecht voor (door deze oogkwaal had hij zich in 1895 al van de tapijtweverij afgewend en zijn heil gezocht in de beeldhouwkunst). Maillol tekende schetsen op het blok, die onder zijn leiding werden gesneden door deskundige graveurs. Les géorgiques werd het derde boek dat Maillol voor de gebroeders Gonin maakte: van Ovidius illustreerde hij de L'art d'aimer (1935) en van Longus een Engelse en een Franse vertaling van Daphnis et Chloe (1937-1938). Deze succesvolle samenwerking kwam de gebroeders Philippe et André Gonin goed te pas, want hun start als uitgever in de jaren twintig was moeizaam verlopen. Hun motto was een uitdrukking van wilskracht: 'Labor improbus omnia vincit' (hard werken overwint alle obstakels). Tussen 1925 en 1939 was de uitgever in Parijs gevestigd, waarna de firma werd voortgezet in Lausanne.

Inmiddels vatte Kessler al in 1914 het plan op voor een editie van de 'Georgica', maar verder dan een proefdruk voor een Duits-Latijnse editie is het niet gekomen. Er waren op dat moment nog geen houtsneden beschikbaar en hoewel hij minstens één houtsnede vervaardigde in die periode ('Les épis de blé', ca. 1915), is Maillol pas aan een reeks van houtsneden voor Les géorgiques begonnen toen de gebroeders Gonin hem in 1939 serieus aanspoorden. De houtsneden illustreren het leerdicht over de landbouw, dat door Vergilius overigens niet bedoeld was als een agrarisch handboek. Het was een hulde aan het leven op het platteland, verdeeld in vier boeken over landbouw, bos- en wijnbouw, veeteelt en bijenteelt. De mythe van Orpheus en Eurydice werd verwerkt in het laatste deel. Het in hexameters geschreven leerdicht wisselde beschrijvingen van de boerenpraktijk af met lyrische passages en werd in 1769 door abt Jacques Delille (1738-1813) vertaald in het Frans. Hij vertaalde het niet alleen voor kunstkenners of classici. Zijn opzet was om de 'Georgica' te presenteren aan een breed publiek. Voltaire meende dat dit onmogelijk was, maar de vertaling werd een enorm succes, dat deels te danken was aan de hernieuwde belangstelling voor de landbouw (tussen 1750 en 1820) en de oprichting van wetenschappelijke genootschappen.

De 121 houtsneden werden door Philippe Gonin gedrukt op een handpers. De oplage van de twee delen bedroeg 750 – op de pers genummerde – exemplaren op lompenpapier met een watermerk (een zittend naakt met daaronder de namen Maillol en Gonin) dat sterk lijkt op het Cranach Presse watermerk van de eerste Vergilius-uitgave. Op de linkerpagina's is de Franse, op de rechterpagina's is de Latijnse tekst gedrukt. In de marge zijn de regelnummers en initialen voor elke strofe gedrukt, in zwart, net als de rest van de tekst. Dit is een opvallend homogeen zwart-wit kunstenaarsboek: er zijn geen afleidende kleuren gebruikt en de densiteit van de houtsneden is steeds aangepast aan de zwarting van de tekstpagina. De lijnvoering is die van een beeldhouwer, die de rondingen van menselijke gestaltes door dik-dun contrasten tot leven wekt, en die in zijn houtsneden zijn instrument (de guts) door hoekige en soms onderbroken lijnen laat herkennen. Veel van de houtsneden zijn bijna 12 centimeter in het vierkant. De afbeeldingen bestaan uit schetsmatige lijntekeningen (contouren van schapen bijvoorbeeld), meer uitgewerkte en gedetailleerde landschappen (met bijvoorbeeld dansende boeren of erotische naaktfiguren en Poussin-achtige herderstaferelen), of detailstudies van gewassen, soms voorzien van de namen (zoals 'laurier'). Maillol merkte dat Vergilius in zijn leerdicht de vijgenboom oversloeg en voegde een afbeelding ervan toe aan zijn serie houtsneden.

  • Tekstpagina's met houtsnede door Aristide Maillol (p. 32-33)

Maillol maakte de uitgave niet meer mee: het boek verscheen zes jaar na zijn dood. De fraaie lay-out van de Gonin-uitgave met sobere in plaats van gedecoreerde initialen, de goed overdachte balans tussen de Latijnse en de Franse tekst, de uitvoering in twee delen met half perkamenten omslagen kan zeker wedijveren met de boeken van de Cranach Presse. Is de Cranach-'Eclogae' uitgekozen tot een van de honderd mooiste boeken van de twintigste eeuw, Les géorgiques is dan toch ten minste nummer 101.

  • Tekstpagina's met houtsnede door Aristide Maillol (p. 40-41)

Bibliografische beschrijving

Beschrijving: Les Géorgiques / Virgile ; texte latin et version française de Jacques Delille ; gravures sur bois de Aristide Maillol. - Paris : Philippe Gonin, éditeur, 1937 [i.e.1950]. - [174] p. : ill. ; 34 cm

Drukker: Dumoulin (Parijs) (tekst) Philippe Gonin (houtsneden)

Oplage: 750 exemplaren

Exemplaar: Nummer 27 van de 750 op zuiver lompenpapier, met het watermerk Maillol Gonin

Lettertype: Kopie van een vijftiende-eeuws lettertype

Bibliografie: Bénézit 9-32 ; Monod 11339 ; Strachan 337

Aanvraagnummer: KW Koopm K 312-313

Literatuur

  • Aristide Maillol als Illustrator. Neu-Isenburg, Tiessen, 1977
  • John Dieter Brinks, Das Buch als Kunstwerk. Die Cranach Presse des Grafen Harry Kessler. Laubach, Triton, 2003
  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voices and visions. The Koopman Collection and the Art of the French Book. The Hague, Koninklijke Bibliotheek, National Library of the Netherlands; Zwolle, Waanders, 2009
  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voix et visions. La Collection Koopman et l'Art du Livre français. La Haye, Koninklijke Bibliotheek, Bibliothèque nationale des Pays-Bas; Zwolle, Waanders, 2009
  • Édouard Guitton, Jacques Delille (1738-1813) et le poème de la nature en France de 1750 à 1820. Paris, Klincksieck, 1974
  • Marcel Guérin, Catalogue raisonné de l'œuvre gravé et lithographié de Aristide Maillol. Tome deuxième: Les lithographies, les eaux-fortes. Genève, Cailler, 1967
  • Martin Hutner, Jerry Kelly, A century for the century. Fine printed books from 1900 to 1999. New York, The Grolier Club, 1999
  • Bertrand Lorquin, Aristide Maillol. Paris, Seuil, 2002
  • Renate Müller-Krumbach, Harry Graf Kessler und die Cranach-Presse in Weimar. Hamburg, Maximilian-Gesellschaft, 1969
  • John Rewald, The woodcuts of Aristide Maillol: A complete catalogue with 176 illustrations. New York, Pantheon, 1951