De gedichten van Erik Jan Harmens, 2013-heden
Open mond (2013)
In 2013 verscheen de bundel Open mond, die volgens de dichter niet ‘als een tornado alle kanten’ opgaat maar is opgebouwd uit gedichten van telkens 4x2 regels en ‘vormvast’ is. Qua thematiek vormt de bundel ook een breuk met eerder werk, want de dichter legt in Awater (winter 2009) uit dat Underperformer (2005) ‘slaat’, terwijl Gospels en psalmen (2008) ‘huilt’. Toch wijst de dichter een rode draad in zijn werk aan: ‘ik schrijf zelden over landschappen, altijd over mensen’ (interview van Kim Coppes, YouTube, 13 augustus 2012).
Een voorpublicatie van Open mond verscheen 'De extreem rustige huurder' in Tirade (427, 2006). Deze is niet opgenomen in de bundel, maar een later gepubliceerd gedicht uit Hollands Maandblad (nummer 6/7, juni/juli 2013) werd het definitieve openingsgedicht:
we staan ergens tot onze enkels in
een nieuwe dag begint
iemand met mijn naam is in mijn plaats gegaan
deed eenmaal gestild gelikt verslag
van ’t meisje megadrachtig
schaalmodel van hoop
toen het startschot
zich nog ophield in de loop
(p. 7)
Dit gedicht beschrijft op dreigende toon de wereld van de figuren die in deze bundel voorkomen. Het meisje staat op het punt van bevallen. Er zijn ook andersoortige observaties in deze bundel:
als ik net voor de aftiteling word opgedregd
hoop ik dat je je herinnert wat ik op het puntje van je tong
had neergelegd
(p. 17)
Deze regels tonen in lichamelijke termen hoe de ander beïnvloed kan worden. De bundel staat niet helemaal in het teken van (al dan niet oppervlakkige) relaties, want ook is er een lugubere oorlogsmetafoor:
het wordt stil als op hun nekschot wachtende mannen
die weten dat later een plantsoen naar hen wordt vernoemd
(p. 33)
De bundel mag dan wel over lichamelijke verlangens gaan, af en toe wordt dit onderwerp vanuit een grauwer perspectief bekeken. Oorlog voeren neemt hier de plaats in van de liefde bedrijven.
Een volgend gedicht gaat over megalomanie, de jij die wordt toegesproken kan altijd sneller, hoger en sterker zijn. Er wordt gesproken over een relatie waar het ‘allerinfernooste’ de strijd aanduidt:
al is het groot bedenk iets groters
dit is het maximale maar je kunt zoveel beter
misschien zou je eens naar iets moeten streven
het allerinfernooste wij
(p. 37)
Later denkt de ik-figuur na over zijn partner:
ik vind je het mooist met je mond open
als je omgeven bent door rood-wit lint of iets ergers van af-
of oplikt
op je een na mooist ben je net niet met je ogen dicht
door je wimpers kijk je wat ik doe en laat als vanuit een
hinderlaag
(p. 54)
In dit gedicht wordt de titel ‘open mond’ genoemd, die Erik Jan Harmens als volgt uitlegt: ‘[Open mond] is een verslag van verbijstering en berusting, het is de open mond van iemand die aangeslagen van het canvas opkrabbelt’ (in Passionate Platform, 15 oktober 2013).
Het thema van verwondering over het leven zet door in het slotgedicht:
sorry dat ik niet beter kan
sorry dat dit het is
sorry dat er niet nog iets achteraan komt
geen grande finale van taal
het lijkt nog het meest op lachen
maar niet zoals vroeger op het fietspad
je zegt dat ik niet wil veranderen
maar ik wil juist dat niets hetzelfde blijft
(p. 63)
In dit gedicht bekent de ik-figuur dat hij zoals ieder ander tekortkomingen heeft. Erik Jan Harmens zegt zelf over dit gedicht op het Passionate Platform (15 oktober 2013): ‘Mijn bundel gaat over ons onvermogen om het altijd goed te doen en de onmogelijkheid om dat licht op te vatten. Juist omdat ik het zo graag goed wil doen, bevind ik me in een voortdurend[e] staat van ontevredenheid’.