Iets over de romans van J. Bernlef
Bernlef is geen typische romanschrijver, veel meer dan dat is hij dichter en beschouwer, om niet te zeggen: waarnemer. Niettemin schreef Bernlef een tiental romans, hij vertaalde er enkele en hij schreef ook verhalend proza. Bernlef had al vele tientallen publicaties op zijn naam staan toen hij voor het eerst succes boekte bij een groot publiek: inderdaad met een roman. De publicatie van Hersenschimmen in 1984 betekende een doorbraak.
De hoge kwaliteit van Hersenschimmen werd vrijwel onmiddellijk en unaniem door de kritiek erkend, het boek werd vertaald, voor toneel bewerkt en verfilmd. Deze roman betekende ook voor Bernlef zelf een doorbraak. In 2000 zei hij tegen Aleid Truijens in de Volkskrant: 'Begin jaren tachtig had ik last van een writer's block. Toen begon ik aan Hersenschimmen, een sprong in het duister, en ontdekte dat ik het drama in mijn werk kon toelaten zonder sentimenteel te worden, en zonder mezelf ontrouw te zijn. Het boek betekende de doorbraak naar een groot publiek, ja, maar het gaf vooral mijzelf een enorme vrijheid: weg met de theorie, alles kon en mocht voortgaan, als ik dat wilde'.
Inderdaad volgden na Hersenschimmen met regelmaat nog nog enkele romans. Met Publiek geheim (1987) won Bernlef de royale AKO Literatuur Prijs. Voorts verschenen nog Eclips (1993), Verloren zoon (1997), Boy (2000) en Buiten is het maandag (2003).
'J.Bernlef is dichter of schrijver. Als hij dicht, kan hij niet werken aan proza, en vice versa. De hoge concentratie die het schrijven van een roman vereist, sluit het halfbewustzijn uit waarin dichtregels opkomen', aldus Martijn Meijer in NRC Handelsblad. Vandaar wellicht het weinig poëtische karakter van Bernlefs romans en de geringe verhalende kracht van de gedichten. De roman Boy is een misdaadverhaal dat zich afspeelt rond de doofstomme jongen Boy, dat melodramatisch eindigt. In Het parool werd het boek een rijke roman vol zijsporen genoemd, waarvan 'Bernlef de eindjes liever niet aan elkaar knoopte'. De recente roman Buiten is het maandag kon op een – als gewoonlijk – onnavolgbare bespreking rekenen van Arjan Peters, die in de Volkskrant schreef: 'Voor de kale kerstboom van Bernlef zou je nooit zestig dollar neertellen. Heb je het ding eenmaal in huis gehaald, dan valt je er hoegenaamd niks aan op. Tot je ineens iets begint te dagen. In het simpele lijnenspel van die takken zit een verhaal, een signatuur verborgen. Je moet er niet naar op zoek gaan, goed kijken is genoeg'. Alsnog petje af, dus voor dit boek, waarin Peters 'een soort subtiele sloomheid' als kwaliteit onderkent.
L. Oomens prees in 1997 in Trouw Bernlef in de bespreking van De verloren zoon het graf in: 'Toch geven zijn romans dikwijls het gevoel dat ze bedacht zijn rond een in eerste aanleg simpel ideetje. Maar zelfs als dat zo is, dan bewijst Bernlef keer op keer zijn meesterschap in de uitwerking van zijn verhalen. Behalve dichter is Bernlef ook een geboren verteller'. Dat deze opinie niet in strijd hoeft te zijn met de stelling van Martijn Meijer, hierboven geciteerd, spreekt voor zich.