Le livre blanc

Jaar: 1930

Auteur: Jean Cocteau (1889 - 1963)

Kunstenaar: Jean Cocteau (1889 - 1963)

Uitgeverij: Éditions du Signe

Le livre blanc, titelpagina

De reputatie van Jean Cocteau heeft altijd onder de bonte mengeling van zijn bezigheden geleden. Zo’n kruising tussen duizendpoot, kameleon en kunstluis wordt niet altijd serieus genomen en zijn toelating tot de Académie française in 1955 verbaasde dan ook menigeen.

Toch, wie achteraf zijn vrije val door het luchtruim van de kunst beschouwt, ziet met welke ernst Cocteau te werk ging. Ongetwijfeld is hij vóór alles dichter gebleken, maar zijn entree in de wereld van de avant-garde lag op een ander vlak. De Parijse rentenierszoon groeide op in een artistiek, zij het conventioneel milieu met vooral connecties in de muziek- en theaterwereld. Zodoende zat de jonge Cocteau meer tussen de coulissen dan in de schoolbanken en werd hij in 1904 dan ook van het lycée-Condorcet gestuurd.

Vernieuwing en dood

Cocteau’s eerste werk was conventioneel: artikelen, tekeningen, een tijdschrift samen met de interessante drukker-dichter Bernouard, drie gedichtenbundels, drie onbenulligheden volgens zijn latere oordeel. Onderwijl maakte hij kennis met de nieuwe wereld: het kubisme, Picasso, de muziek van Satie, Milhaud, Strawinski, de Ballets Russes van Diaghilev, waarvoor hij een paar scenario’s ontwierp. In 1913, bij de première van Stravinski's Sacre du printemps, zag hij het licht. Datzelfde jaar ontstaat Le Potomak, een gelukkig samengaan van proza en tekeningen: het wordt een keerpunt. Het ballet Parade (1917), waaraan hij samen met Satie en Picasso werkte, leverde evenals trouwens de Sacre, een gedenkwaardig theaterschandaal op. Sindsdien was Cocteau moeilijk bij te houden.

Hij was gespitst op nieuwigheden, warmde zich met graagte aan ieder artistiek brandhaardje. Zijn belevenissen met stunt- en oorlogsvlieger Roland Garros gaven aanzien aan de modernistische bundel Le Cap de Bonne-Espérance (1920), de samenwerking met Darius Milhaud levert de pantomime Le boeuf sur le toit (1920) op. Raymond Radiguet, wiens vroege dood in 1923 Cocteau diep schokte, bracht hem via de omweg van opium en religie weer op gebaande paden. Een dichtbundel als Plain-chant (1923) is daarvan een voorbeeld. Cocteau werd een mondaine figuur, maar daarbij hield hij zich staande als dichter, romancier (Les enfants terribles, 1929), toneelschrijver, theoreticus, schilder, en zelfs als bijna bekeerling van Jacques Maritain, een grote filosofische mode in die dagen. Cocteaus nogal modieuze voorkeur voor antieke motieven in moderne vorm komt duidelijk tot uiting in zijn rijpe werk als toneelschrijver en cineast (de Orpheus-films). Al die briljante vindingrijkheid - eerst vinden, dan zoeken, was zijn motto - verhulde een steeds sterkere preoccupatie met de dood. Op 11 oktober 1963 overleed een goede vriendin, Edith Piaf. Cocteau stierf dezelfde dag.

Expliciete erotiek

Zijn reputatie was deels scandaleus doordat hij zich duidelijk als homoseksueel manifesteerde. De tekeningen van Cocteau waren expliciet. Voor het anoniem gepubliceerde erotische verhaal Le livre blanc maakte hij in 1930 achttien tekeningen. Hij schreef ook het voorwoord: 'Men zegt dat Le livre blanc door mij is geschreven', en ontkennen doet hij dat niet. Hij zegt niet meer dan dat het erop lijkt dat de auteur zijn roman Le grand écart kent en dat hij Cocteau’s werk wel apprecieert. En welke aardige dingen Cocteau ook over dit boek zou kunnen zeggen, 'zelfs als het van mijzelf zou zijn', dan nog zou hij er zijn naam niet aan verbinden, omdat het een autobiografie was en zijn autobiografie zou bepaald nog uitzonderlijker uitvallen. Kortom, hij wrong zich in bochten om er tegelijk wel en niet de auteur van te zijn.

De eerste uitgave van Le livre blanc verscheen in 1928 onder copyright van Maurice Sachs en Jacques Bonjean in Parijs. Pascal Pia, die een bibliografie schreef over de erotische collectie van de Bibliothèque nationale de France, schreef dat de redacteuren het boek ontvingen zonder naam of adres van de maker. Maar Pia herkende in de initialen op de titelpagina de namen van Sachs en Bonjean, waarmee dit een officiële uitgave leek te zijn van Les Quatre Chemins, dat in hetzelfde jaar al een ander boek van Cocteau had uitgegeven: Le mystère laïc. (Cocteau had met Sachs heel wat te stellen; zo had Sachs de bibliotheek van Cocteau verpatst, om maar iets te noemen.) Bovendien hielden de heren zich van den domme door te beweren dat zij de auteur niet kenden, terwijl het colofon meldt dat er 10 exemplaren voor de auteur werden gereserveerd. En de totale oplage bedroeg nota bene maar 31 exemplaren! Pia had gelijk met zijn vermoedens en trouwens, noch Sachs, noch Cocteau, deden er na verschijning erg discreet over. De tweede druk volgde in 1930 onder een gefingeerd impressum: Editions du Signe, gedrukt op 10 mei 1930 door Ducros en Colas in Parijs in een oplage van 450 exemplaren. De tekeningen werden met de hand ingekleurd door M.B. Armington.

Cocteau schreef Le livre blanc in 1927 in Chablis waar hij verbleef met Jean Desbordes, die de opvolger was van Cocteau’s grote liefde, Radiguet. De tekeningen van Cocteau zijn wel van een obscene vroomheid genoemd. Ze zijn met snelle, soepele lijnen opgezet, deels erotisch en vaak broeierig, met klassieke elementen zoals borstbeelden en centauren. In Frankrijk waren erotische afbeeldingen een gewild artikel dat van onder de toonbank werd verkocht: met homoseksuele erotica was men extra voorzichtig. Cocteau beschreef in Le livre blanc zijn eerste seksuele ervaringen: zijn opwinding bij het zien van een naakte boerenzoon te paard en twee naakte jonge zigeuners op het landgoed van zijn vader. Ook schreef hij over zijn vader in wie hij een homoseksuele natuur herkende. Sommige scènes in Le livre blanc refereren aan Cocteau’s liefde voor Desbordes, andere aan de avonturen van Maurice Sachs. Beiden zouden de Tweede Wereldoorlog niet overleven: Desbordes werd doodgemarteld door de Gestapo; Maurice Sachs speelde tijdens de oorlog een ondoorzichtige dubbelrol en verdween.

Le livre blanc, colofon

Bibliografische beschrijving

Beschrijving: Le livre blanc / [Jean Cocteau] ; préc. d'un front. et accompagné de 17 dess. de Jean Cocteau. - Paris : Éditions du Signe, 1930. - [112] p. (68 p., [18] bl.) : ill. ; 30 cm

Drukker: Ducros en Colas (Parijs) M.B. Armington (coloriste)

Oplage: 450 exemplaren

Exemplaar: Nummer 89 van de 402 op Arches

Bibliografie: Bénézit 3-744 ; Carteret V-51 ; In liefde verzameld 136 ; Monod 2912

Aanvraagnummer: KW Koopm A 393

Literatuur

  • Claude Arnaud, Jean Cocteau. Paris, Gallimard, 2003
  • Jean-Michel Belle, Les folles années de Maurice Sachs. Paris, Grasset, 1979
  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voices and visions. The Koopman Collection and the Art of the French Book. The Hague, Koninklijke Bibliotheek, National Library of the Netherlands; Zwolle, Waanders, 2009
  • Paul van Capelleveen, Sophie Ham, Jordy Joubij, Voix et visions. La Collection Koopman et l'Art du Livre français. La Haye, Koninklijke Bibliotheek, Bibliothèque nationale des Pays-Bas; Zwolle, Waanders, 2009
  • Henry Gidel, Jean Cocteau. Paris, Flammarion, 1997
  • Monique Lange, Cocteau: Prince sans royaume. Paris, Lattès, 1989
  • Milorad, 'Introduction', in: Jean Cocteau, Le livre blanc, suivi de quatorze textes érotiques inédits. Paris, Persona, 1981
  • Pascal Pia, Les livres de l'enfer: bibliographie critique des ouvrages érotiques dans leurs différentes éditions du XVIe siècle à nos jours. Paris, Fayard, 1998
  • Henri Raczymow, Maurice Sachs ou Les travaux forcés de la frivolité. Paris, Gallimard, 1988