De Blauwe Schuit: Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat gevallen in de Mei-dagen 1940

Een grote oplage met kleine verschillen tussen de exemplaren: Werkman drukte 200 exemplaren van dit boekje.

Nadat de eerste uitgaven van De Blauwe Schuit aan het begin van de Tweede Wereldoorlog tot bestellingen begonnen te leiden, probeerden de uitgevers (zie de biografieën) grotere aantallen te drukken.

Oplage van 200 exemplaren

Een van de uitgevers, August Henkels, schreef later dat het aantal van 100 exemplaren dat in het colofon wordt genoemd bewust onjuist was. De bezetter nam beperkende maatregelen over het gebruik van papier. De grote oplage kon daarom beter onvermeld blijven. Uit de briefwisselingen van de uitgevers en de drukker blijkt dat het er 200 zijn geweest (90 voor Henkels, 50 voor Adri Buning, 50 voor Ate Zuithoff en 10 voor Werkman - brief van 3 mei 1942). Geen geringe klus voor de drukker die ook de verschillende illustraties maakte. Werkman zelf waarschuwde dat er nieuwe maatregelen aan zouden komen die het vinden van geschikt papier verder zouden bemoeilijken. Hij schreef op 27 april 1942: 'Maak dus de oplagen niet grooter dan zeer beslist noodig is!'

Samenwerking met Nijhoff

Henkels schreef over Nijhoff: 'We houden veel van hem', maar hij vond hem ook merkwaardig: 'Beste kerel is dat, maar raar, raar'. In januari 1942 berichtte Nijhoff hem dat hij bereid was iets nieuws te schrijven voor De Blauwe Schuit; hij verzond het sonnet op 15 april'. 'Het was warm van de pen, zoodat ik er zelf geen oordeel over heb', zei hij, toen hij tien dagen later ongerust vroeg of het wel was aangekomen, of dat het gedicht misschien niet goed genoeg was. Integendeel, Henkels en Werkman waren al in de weer met de uitgave die ter herdenking van de eerste oorlogsdag op 10 mei 1940 zou verschijnen.

Alternatieve titelpagina

Werkman moest een oplossing bedenken voor de lange titel van het boekje. Hij besloot die op te delen in vier stukken en te zetten uit verschillende lettertypen, waaronder de Annonce Antieke voor 'Bij het graf' en de Iris voor de woorden 'Nederlandschen onbekenden soldaat'. Een proef daarvan is bewaard gebleven. Werkmans commentaar was: 'Als je even aan de oogenschijnlijk een beetje grillige zetwijze van de titel gewend bent, gaat deze steeds beter bevallen, ik ben er tenminste nu volkomen mee content. Het is haast een psychologische oplossing van de ongelijke regels, het zij zonder humbug gezegd. Natuurlijk is het uit den booze om de eerste en zelfs de tweede regel achterin te beginnen en de derde regel voorin en niet gelijk gemaakt aan de vierde. Maar ik heb eerst alles volgens de regels gezet gehad en het was afschuwelijk. Dit is voor mijn gevoel nu geworden de eenige zetwijze, als de derde en de vierde regel gelijke lang waren, zou het weer fout zijn.' (brief van 23 april 1942).

Ate Zuithoff had de proef gezien (schreef Werkman op 23 april) en die was tevreden. Helaas sprak de titelpagina in deze vorm Henkels totaal niet aan. Ook Zuithoff opperde bij nader inzien toch bezwaren. Henkels schreef uitgebreid over zijn ongenoegen: 'Ik hoop dat je nog een geschikte oplossing zult kunnen vinden voor de titel van het gedicht - Ate schreef eergisteren dat hij daar ook moeite mee had. Het is ook een heele toer om dat eenigszins behoorlijk op te lossen. Vooral omdat de tijd zoo dringt'. Opvallend is dat de drukker deze keer onder protest een nieuw ontwerp maakte - meestal deed hij gewoon wat hem gezegd was; tenslotte betaalden zijn opdrachtgevers de rekeningen.

Hij liet nu duidelijk zijn mening horen en schreef expliciet dat het experimenteler karakter van zijn eigen ontwerp zijn voorkeur genoot: 'Hierbij nog even een drukproef van de titel der Mei-editie, gezet volgens je aanwijzingen. Zoo zal het wel naar je genoegen zijn, het past beter bij de letter van de tekst, dus vormt meer een geheel. Toch is deze zetwijze van deze druk wel conventioneler dan de eerste proef'. Hij vond 'de eerste zetwijze veel leuker'.

Omslag in zeven kleuren

De decoraties in het boekje zijn summier: twee met de inktrol gedrukte vlakken aan de binnenzijde van het omslag zijn geel (voorin) of blauw (achterin) gekleurd. Op de voorzijde is een voorstelling aangebracht die Werkman kort na ontvangst van het gedicht schetste: een landschap met boomtoppen links en rechts, een zandpad in het midden en daarop een blauw monument met een rode vlam. Werkman schreef daarover (brief, 23 april 1942) dat voor het omslag 'niet minder dan 7 kleuren' waren gebruikt. Hij somde ze niet op, maar het zijn:

  • Groen (boomtoppen en gras)
  • Rood (vlam)
  • Donkerblauw (monument)
  • Lichtgroen (landschap)
  • Oker (pad)
  • Roodbruin (voorgrond)
  • Lichtblauw (lucht)

De rode vlam is tegen een 'witte' achtergrond gedrukt, beweerde Werkman, door die uit te sparen in het blauw van de lucht, maar dat is niet helemaal waar. De ondergrond is niet altijd het egaal witte papier. Voor de lucht is een heel licht blauwe afdruk gedrukt en naar boven toe is die tint inderdaad nog veel lichter. Maar in sommige exemplaren is die onderlaag veel duidelijker en blauwer dan bij de andere en is die ook zichtbaar onder het rood van de vlam.

De grote oplage betekende voor Werkman dat hij vaak zijn stencils moest vervangen nadat ze waren gescheurd door het vele rollen. Voor de vlam zijn zeker drie verschillende stencils gebruikt en dat geldt ook voor het gras aan de voeten van het monument. Bovendien is de volgorde van de kleuren soms anders. Meestal is blauw over groen gedrukt, maar soms (zoals in het tweede KB-exemplaar) is groen over blauw gedrukt. (Met een vergrootglas goed te zien.) Dat is curieus; meestal volgde Werkman één bepaalde werkwijze. Misschien dat hij bij een deel van de oplage aanvankelijk het gras vergeten was en het daarom alsnog later aanbracht.

[Auteur van deze bijdrage: Paul van Capelleveen]

Copyright

© De tekst van M. Nijhoff wordt hier gereproduceerd met exclusieve toestemming van de Erven Nijhoff.

Beschrijving van BS10

[M. Nijhoff], Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat gevallen in de Mei-dagen 1940. [Druksels: H.N. Werkman.]
4 pagina's, genaaid in omslag, 242x188 mm.
Mei 1942.
Letter: Mediaeval Antiqua (zo genoemd in de letterproef van Werkman, 1912: er zijn echter twee verschillende letters 'f' gebruikt in de titel en in het gedicht).
Oplage: 200 (brief van H.N. Werkman aan aan F.R.A. Henkels, 3 mei 1942).
Papier: Gesatineerd karton (omslag); gesatineerd tekstpapier (binnenwerk) [bron: Het complete oeuvre, p. 340].
Colofon: 'Colophon Dit sonnet werd door den dichter van De Blauwe Schuit geschreven in een stil dorp ergens achter Nederland's duinen in April 1942, gedrukt en verlucht in een oplage van 100 ex. door H.N.Werkman in opdracht van de schippers en in de maand Mei verdeeld onder de vrienden van De Blauwe Schuit.'

Literatuur

  • Diewertje Dekkers, Jikke van der Spek, Anneke de Vries, H.N. Werkman, Het complete oeuvre. Rotterdam, Groningen, 2008
  • F.R.A. Henkels, Logboek van De Blauwe Schuit. Amsterdam, 1982
  • Groninger Museum Werkman Archief [online]
  • M. Nijhoff, Gedichten. Historisch-kritische uitgave. Deel 2, Commentaar. Assen, Maastricht, 1993
  • Schepelingen van De Blauwe Schuit: brieven van Bertus Aafjes, K. Heeroma, M. Nijhoff, S. Vestdijk en Hendrik de Vries aan F.R.A. Henkels, 1940-1946. Den Haag, 2003
  • Hendrik Nicolaas Werkman, Brieven rond De Blauwe Schuit (1940-1945). Nijmegen, 2008